Een Licht in de nacht

Elk jaar vieren wij ons kerstfeest op de 25e december en niemand schijnt zich af te vragen, waar deze datum eigenlijk vandaan komt. Soms vertellen mensen over een oud heidens feest en vertellen zij ons, dat het kerstfeest op een oud heidens feest gevierd wordt, waardoor wij ook allerlei entourages van dit feest overgehouden hebben, zoals de kerstboom en de lichtjes. Het zal wel waar zijn, maar het zegt mij erg weinig.

 


Chanoeka


Er is echter ook een opmerkelijke overeenkomst met een feest uit de Bijbel, dat gevierd wordt in de joodse maand die parallel loopt met onze maand december. Dit feest wordt op de 25e van de joodse maand Kislev gevierd. Anders gezegd: er is een Bijbels feest dat gevierd wordt - als wij het zo even mogen zeggen - op de 25e van de joodse "december" maand Kislev. Dit feest kennen wij in de Bijbel als "het Vernieuwingsfeest" dat in de winter gevierd wordt (Johannes 10:22).
Het wordt ook wel het "Lichtfeest" genoemd. De Joodse naam is: "Chanoeka".

Het woord "Chanoeka betekent eigenlijk "inwijding". Het wordt gebruikt als herinnering aan de inwijding van de gereinigde tempel, nadat deze door heidense Grieken ontwijd was. Omdat de Joodse maanden enigszins afwijken van onze maanden, vallen de 25e Kislev en de 25e december bijna nooit samen.

Het Chanoekafeest wordt, net als het Kerstfeest, als een feest in de duisternis gevierd. Het Chanoekafeest neemt ons mee terug in de geschiedenis van het Joodse volk in de tijd van de heidense overheersing door de Grieken. In die tijd hadden de Grieken de Joden gedwongen om op het altaar van de tempel van Jeruzalem zwijnen te offeren aan de Griekse afgoden. Hierdoor was de hele tempel ontwijd en was de dienst van God verontreinigd. De Grieken hadden zelfs het vocht van gekookte varkens overal in de tempel verspreid. Hierdoor was de tempel in feite één grote zwijnenstal geworden, waarin Gods licht niet meer kon schijnen.

 


Een donkere periode in Israëls geschiedenis


Het Chanoekafeest herinnert ons aan deze diep duistere en donkere tijd in Israëls geschiedenis. Het was een tijd, waarin de Grieken aan de God van Israël de oorlog verklaard hadden. De Grieken streden niet alleen tegen de Joden, zij streden in het bijzonder tegen de God van de Joden. Daarom hadden zij een aantal verboden aan de Joden opgelegd, waardoor dezen ernstig belemmerd werden in het dienen van God. Zij hadden de Joden zelfs gedwongen om op hun sjofars, hun ramshoorns, te schrijven: "Wij hebben geen deel aan de God van Israël." Anders gezegd: "Wij hebben niets met de God van Israël te maken." Een echt donkere tijd.

Op de 25e Kislev 165 vóór Christus maakten de Hasmonese priesters, dat waren de Makkabeeën, onder leiding van Judah, de zoon van Matitjahu de hogepriester, een eind aan de Griekse overheersing en ontwijding van de godsdienst en van de tempel. Deze Judah werd ook wel de Makkabee genoemd, een Aramees woord, dat "hamer" betekent. Toen de priesters de tempel binnengingen om deze te reinigen en de dienst van God te herstellen, vonden zij een kruikje met reine olijfolie, dat genoeg was om de menora in het Heilige één dag te laten branden. Het kostte echter 8 dagen om nieuwe olie voor de lamp te bereiden. Dit zou betekenen, dat de kandelaar gedurende zeven dagen niet zou branden en het al die dagen aardedonker zou zijn in het Heilige. Er gebeurde echter een wonder. De menora bleef acht dagen branden op dit beetje olie.

 


Chanoeka en het Kerstfeest


Er is een opmerkelijke overeenkomst tussen Chanoeka en het Kerstfeest. Het Chanoekafeest herinnert onder andere aan de vele Joden die onschuldig geslacht zijn, omdat ze God trouw bleven dienen. Zo staan al deze dode Joden in feite naast de kinderen van Bethlehem, die ook onschuldig gedood werden; gedood omdat God trouw gebleven was aan Zijn belofte en de Here Jezus naar de aarde gezonden had.

Er is echter een groot verschil Terwijl het Kerstfeest ons meeneemt naar Bethlehem, neemt het Chanoekafeest ons mee naar Jeruzalem. Er is ook een opmerkelijke parallel: het Kerstfeest vertelt ons van een stal waarin het licht van Gods heerlijkheid ging schijnen, omdat het Licht der wereld er kwam. Het Chanoekafeest vertelt ons, dat in de tempel van Jeruzalem, die ook een stal geworden was, ook het licht weer ging schijnen en deze niet langer een 'stal' was maar weer de plaats van Gods heerlijkheid was.

 


Chanoeka en redding


In de overlevering van de rabbijnen is de datum waarop dit gebeurde een heel bijzondere datum. Rabbi Chaim Richman van The Temple Institute in Jeruzalem verwoordde dit als volgt: "Vanaf het begin van de schepping was de 25e Kislev uitgekozen en voorbereid als een speciale dag van redding. Op die dag begint het hoogste en meest Goddelijke licht, dat verborgen was sinds het begin van de tijd, de wereld te verlichten. Om die reden vond het grote wonder [van Chanoeka] juist op deze dag plaats en niet op een andere dag. Ook al zijn de nachten van Chanoeka de langste en de donkerste, de Goddelijke zegen begint juist gedurende deze dagen te schijnen en het gaat gedurende het jaar door om allen gedurende de rest van het jaar licht te geven."

 


Jezus, het Licht en de Redder


Als wij dit overdenken, worden de geboortegeschiedenis van de Here Jezus en de gebeurtenissen er om heen in een heel bijzonder licht geplaatst. Wij denken in deze kerstnacht dan aan de parallel met de gebeurtenissen van het Chanoekafeest. Er is in de tijd van Jezus' geboorte weer donkerheid en duisternis. Het zijn nu echter niet de Grieken die de Joodse wereld in duisternis gehuld hebben. Nu zijn het de Romeinen. Ging het bij de Grieken meer om een godsdienstige duisternis, bij de Romeinen ging het vooral om een politieke en nationale duisternis. Er is in deze tijd geen zoon van David op de troon in de tempel van Jeruzalem. Er zijn allerlei heersers: op de koninklijke troon in het paleis van Jeruzalem zit een gehate nakomeling van Ezau: Herodes. Op de grote troon in Rome zit de keizer, de grote heerser en gebieder. Namens de keizer zit er op de rechterstoel in Jeruzalem een stadhouder, die in feite de macht over het Joodse volk in handen heeft. De geschiedenis van de herders neemt ons ook mee naar de nacht. De herders hielden in de nacht de wacht over hun kudde. Waarom kwamen de engelen niet overdag bij de herders? Waarom kwamen zij uitgerekend in de nacht? Was dit toeval of heeft dit ons iets bijzonders te zeggen? Zit hier een symboliek in? Ik denk het zeker. Het is weer nacht. Zoals de duisternis over het volk gekomen was in de tijd van de Makkabeeën, zo is de duisternis opnieuw gekomen over het volk. Er is duisternis vanwege de Romeinen en daardoor is er een zekere duisternis in de levens van velen. Zeker, velen in Israël houden in deze donkere dagen het licht van God als een fakkel omhoog. Het zijn echter de omstandigheden die hun leven somber en donker maken.

Er komt nu echter ook plotseling licht: licht van Godswege. Een helder licht omstraalde hen. Zoals in de tempel de olie gevonden was en het licht in het donkere vertrek van het Heilige weer ging schijnen, zo is hier in de kribbe Jezus gevonden en er komt weer licht in de duisternis van de levens van de mensen.

Rabbi Chaim Richman van The Temple Institute in Jeruzalem had gezegd, dat 25 Kislev een dag was, die bestemd was om redding te brengen en het licht van God weer te laten schijnen. En dat was het. Dát maakte de engel ook aan de herders bekend. De engel zei het als volgt: "U is heden de Heiland geboren." (Lucas 2:11) Eigenlijk kun je het woord dat bij ons als "Heiland" vertaald is beter vertalen als "Redder". De dag van redding was aangebroken, zoals rabbi Richman het noemde, omdat de Redder gekomen was. En deze Redder zou bekend worden onder een heel bijzondere Naam: Jesjoea, dat is: "De Here redt." Of, zoals wij Hem noemen: Jezus.

Rabbi Richman wees erop, dat vanaf die dag de wereld verlicht zou worden. Ja, daarom was er ook zo'n bijzonder licht rond de herders, om hen duidelijk te maken, dat "het Licht der wereld" (Johannes 8:12) verschenen was en dat nu in de gehele wereld allen die in Hem zouden geloven, zouden mogen leven in het Licht van God.

 


Het Licht gaat overal stralen


Rabbi Richman eindigt zijn artikel over "Het verborgen Licht van Chanoeka" met er op te wijzen, dat het Licht van Chanoeka scheen in de tempel, die op de tempelberg gebouwd was en dat deze tempelberg in het Hebreeuws "Har haBajit", dat is "De Berg van het Huis", genoemd wordt. Dit woord betekent "Het grote Huis", "het Huis van de Heer". In de Bijbel wordt deze plaats zelfs "de Poort des hemels" (de Poort naar de hemel) genoemd. Rabbi Richman wijst er op, dat iedere Jood weet, dat het Chanoekafeest betekent, dat hij iets van dat verborgen licht mee naar zijn huis neemt.

Iedere Jood wist wat zijn deel was. Wat de Grieken dwongen om op de ramshoorns te schrijven, dat zij geen deel aan God hadden, kwam niet uit het hart van de Joden. In hun hart wisten zij, dat er een heel bijzondere plaats was, waar hun "deel" was: hun huis en hun hart, ja hun hele leven moest aan God gewijd zijn. De Joden wisten, dat zij het Licht van de kandelaar, die bij de ingang van het huis van God stond, mee naar huis mochten nemen. Zo mochten ze het verborgen licht mee naar huis nemen. Zo mochten ze het licht van God door de wereld verspreiden. Dit licht was er al. De olie lag nog in de tempel, maar wachtte alleen om ontdekt en gebruikt te worden. Nu mochten alle Joden dit licht meenemen - het licht dat de hogepriester in de tempel gezien had.

Op ons reddingsfeest mogen wij het Licht van God ook in onze harten mee naar onze huizen nemen. Wij mogen van het Licht der wereld iets meenemen in onze harten en verspreiden in de donkere wereld. Het is het Licht dat in de hemelse tempel voor het aangezicht van God geschenen heeft en dat nu in onze harten schijnt en straalt. De herders waren als eersten hiervan getuigen: in de duisternis van de nacht scheen het hemels licht en verlichtte hen.

Wij zien nu ook de herders het licht meenemen en verspreiden. Als de engel verteld heeft van de Redder die zij kunnen vinden in de kribbe, gaan zij meteen naar die plaats en buigen zich voor het Kind in de kribbe en aanbidden. En... zij vertellen van het Licht dat in hun duisternis geschenen had. Zij hadden een heel bijzonder licht gezien in de nacht, toen zij de wacht hielden bij de kudden. Nu zij bij de kribbe geknield zijn, zien zij een nog veel opmerkelijker licht. Als zij naar dat kleine Kind in de kribbe kijken, is het alsof zij even uitgetild worden boven het aardse en alsof zij even God mogen aankijken, de hemelse Vader, die omwille van dit Kind hen vriendelijk aankijkt en vriendelijk toespreekt.

Het licht werd verspreid. De herders zijn meteen op pad gegaan om de mensen van Bethlehem te vertellen van het grote licht dat in de kribbe van Bethlehem opgegaan is, dat mensen uit de duisternis wil brengen in het licht van God, dat mensen uit een stal wil brengen in het Paleis van God, dat mensen die geen deel aan God hadden een rijk deel in Gods erbarmen wil schenken, zodat mensen het lied van de engelen kunnen meezingen: "Ere zij God en vrede op aarde." Dat is: Er is nu vrede van God in mijn hart, want God heeft ook in mij een welbehagen. Hij heeft mij lief - door dit Kind in de kribbe steekt Hij Zijn armen ook naar mij uit.