Velen zijn geroepen en weinigen uitverkoren
Vraag:
Wat betekent "velen zijn geroepen en weinigen uitverkoren"?
Antwoord:
Alleen het volk Israël is Gods uitverkoren volk (Deuteronomium 7:6,7; 10:15; 14:2; Jesaja 43:20; 45:4; Mattheüs 24:22; Handelingen 13:17). De woorden "Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen
uitverkoren" (Mattheüs 22:14) spreken niet van het binnengaan van de hemel. Het gaat hier over Joden die wel of niet het komende Messiaanse rijk zullen binnengaan. Vgl. Romeinen 11:7.
"Velen" is de vertaling van wat in de oorspronkelijke taal luidde: "de velen". Dat is een manier van spreken, die in onze taal gewoon betekent: allen. Hier wordt dus gezegd, dat alle Israëlieten
die leven bij de komst van het komende Messiaanse vrederijk, uitgenodigd zijn om dit rijk binnen te gaan, maar dat ze er niet allemaal zullen binnengaan. Wie van de Israëlieten er niet
binnengaan, hebben dit aan zichzelf te wijten. God nodigde hen uit om te komen, maar zij wilden niet allemaal. Zo is het ook bij de niet-Joden. God roept de wereld tot behoud, maar niet iedereen
wordt behouden. Velen willen niet op de oproep van God ingaan.
Wat leert de Bijbel over de uitverkiezing?
Vraag:
Wat geloven mensen die de uitverkiezing leren en is dit Bijbels?
Antwoord:
In het kort gezegd houdt de leer van de uitverkiezing het volgende in. Men gelooft dat God de ene mens uitkiest om bij Hem in de hemel te komen, terwijl Hij de andere mens uitkiest om in de
eeuwigheid verloren te zijn. Sommigen geloven zelfs, dat zoals de ene mens in de hemel is "tot eer van God", zo de ander ook "tot eer van God" naar de hel gaat.
Wij menen echter, dat deze leer beslist onbijbels is. De Bijbel leert, dat God niets liever wil, dan dat alle mensen gered worden (1 Timotheüs 2:4). Daarom heeft Hij de mens een vrije wil gegeven
om te kiezen tussen het leven en de dood (vgl. Jozua 24:15). Het is de eigen keuze van de mens of hij voor eeuwig behouden is, dan wel voor eeuwig verloren.
Er is wel een uitverkiezing van het volk Israël. Dit is geen uitverkiezing zodat alle Israëlieten voor eeuwig behouden zijn. Het is de verkiezing, waarbij God uit alle volken dit volk gekozen heeft om Zijn volk op aarde te zijn en om door middel van dit volk tot de gehele mensheid te spreken en de gehele mensheid te zegenen. Duidelijk spreekt de apostel Paulus over deze uitverkiezing in Romeinen 9-11 (zie vooral 9:13). Het is de uitverkiezing waarbij verwezen wordt naar de keuze die God gemaakt heeft tussen de nakomelingen van Isaak. Daarbij heeft Hij Jakob uitverkoren en liefgehad en Esau afgewezen en gehaat. Dit betekent, dat Esau en zijn nakomelingen niet behoren bij de lijn van Abraham tot aan de Messias. God wist welk leed de nakomelingen van Esau Zijn uitverkoren volk zouden aandoen en kon daarom al van tevoren zeggen, dat Hij Esau en zijn nakomelingen haatte. Dit betekende dus niet, dat alle nakomelingen van Jakob "dus" voor eeuwig behouden zijn (zoals soms gesuggereerd wordt naar aanleiding van Romeinen 11:26, een tekst die verwijst naar de Israëlieten die bij de wederkomst van de Here Jezus op aarde leven en die van de ellende van de grote verdrukking gered worden) en ook niet dat alle nakomelingen van Esau "dus" voor eeuwig verloren zijn. Alleen de rechtvaardigen uit beide volken zijn behouden en de onrechtvaardigen zijn verloren.
Mensen die al behouden zijn, kunnen nu uitverkoren, dat is uitgekozen worden om een bepaald werk voor God te doen. Zie Handelingen 9:15; 1 Corinthe 1:27,28; Ephese 1:4; 1 Petrus 2:9. Ook de Here Jezus heet "uitverkoren" (1 Petrus 2:4) Zelfs engelen worden "uitverkoren" genoemd (1 Timotheüs 5:21). De Levieten waren uitverkoren om de ark te dragen (1 Kronieken 15:2). Het zal duidelijk zijn, dat bij de Here Jezus, de engelen en de Levieten geen sprake was van uitverkiezing tot behoud maar ook uitverkiezing tot een bepaalde taak.